Columniste Sylvia Witteman schrijft af en toe in 'de Volkskrant' over de ratten die ze voor haar dochtertje kocht. Twee oudere columns uit 2006 staan hieronder. Een van haar ratten heeft in juni 2012 een operatie ondergaan, maar maakt het goed gezien onderstaande tweet en haar column van 12 juni 2012.
Rat
Sylvia Witteman − de Volkskrant 22/04/2006
'Iederéén in mijn klas heeft een huisdier... ', zuchtte mijn dochter en ze trok alvast de bibberlip waar ze waarschijnlijk in teamverband met vriendinnetjes op oefent....
Het was best leuk in de grote Haagse dierenwinkel. Op een baal stro zat een witte uil treffend op een poes te lijken en broeierige blikken te werpen naar een soort ballenbak vol ravottende muizen: levend, dampend bittergarnituur dat iemand zo flauw was geweest achter tralies te plaatsen. Rijen felgekleurde parkietjes zaten verveeld nootjes te kraken, als animeermeisjes aan de bar van een slecht lopende nachtclub. In een glazen bak lag zo'n enorme slang van het soort dat met open ogen slaapt, één keer per jaar zonder kauwen een kleuter doorslikt en vervolgens nog maandenlang met een opzichtige bobbel in de maagstreek landerig voor zich uit ligt te boeren. Aaien op eigen risico, stond erbij, want er waren blijkbaar mensen die het niet laten konden. De grote papegaai had, blijkens zijn schor betoog, voormalige relaties met de scheepvaart en liet zich op de kop krabben door een voze man met een hompelschoen die hem tot grote wederzijdse instemming van alles toefluisterde. Eekhoorntjes renden heen en weer met brokjes voedsel, nerveus als oberkelners op een dure bruiloft. Verder waren er nog een heleboel uit de prehistorie overgeschoten leguanen, bedremmelde schildpadden en een vogelspin die zo groot en pluizig was dat hij bijna iets knus kreeg, als een zelfgebreid eierwarmertje. Geen van deze dieren mocht mee naar huis, zoveel was zeker. Mijn dochter hield nog even vol dat iederéén in haar klas een uil had, maar liet zich toch afleiden door de kooi met tamme ratten. Dat zijn aardige beestjes, net stom genoeg om de mensheid zelfs na generaties ellendig leven als proefdier niet te haten. Er kwam er meteen een op mijn schouder zitten, snuivend en kriebelend. Herinneringen kwamen boven. Mijn broer en ik bezaten een kwart eeuw geleden twee ratten, met de pompeuze namen 'God' en 'Satan'. Wij waren punk, dus moesten die beesten ook: met vaseline en norit bewerkten we hun laboratoriumwitte vachtjes tot ze er net zo modieus-groezelig uitzagen als wij zelf. We maakten goede sier met ze in ons stamcafé, waar ze beurtelings slippend op de flipperkast rondrenden, door Siouxsie and the Banshees heen sliepen en waterig bier dronken uit het lekbakje op de tap. Verder leefden ze voornamelijk van afgewerkte hasjdampen en hagelslag, wat ze geloof ik geen probleem vonden, want ze werden ruim twee, wat oud is voor een tamme rat. Satan stierf een natuurlijke dood, maar God pleegde uiteindelijk zelfmoord door uit het zolderraam te springen.
In een walm van weemoed kocht ik twee ratjes voor mijn kinderen, die ze gelukkig gewoon Kiki en Koekie noemden. Bij thuiskomst kwam Koekie's ware aard boven: hij beet, om er in één keer van af te wezen, alle drie mijn kinderen bloederig in de vingers en begroef zich wrokkig in een kuiltje stro. 'Ratten zijn eigenlijk toch best stom', zeiden mijn kinderen en lieten verder alle belangstelling voor de dieren varen.
Maar Kiki kwam op mijn schouder zitten en ging niet meer weg. Terwijl ik zit te tikken rent hij rond in mijn T-shirt, snuift kriebelig in mijn oor en kronkelt zijn staart onder mijn neus als de snor van Salvador Dali. Hij schijt in mijn bh, zijn scherpe nagels maken een miljoen kleine, bloederige krasjes in mijn hals, maar dat doet hij niet expres. Hij leest mijn e-mail mee, met puilende ogen van plezier. Het licht van het scherm schijnt hem roze door de oorschelpjes. Soms geef ik hem een hardgekookt ei. Dat rolt hij dan een tijdje stoeierig rond over mijn bureau, daarna pelt hij het behendig en eet het op, met kleine stukjes tegelijk tussen zijn handjes. Daarbij tsjilpt hij als een vogel.
Ik zie nu al op tegen zijn dood.
*********************************************************************************
Ratten
Sylvia Witteman − de Volkskrant 08/07/2006
Nee, met die ratten dreigt het niet goed af te lopen. De aanschaf, waarover ik al eerder berichtte, verliep op zich vlot, daar niet van....
Ratten mogen geen chocolade hebben, vermaande het winkelmeisje, en verkocht mij daarom kleurige zakjes met iets dat er exact uitzag en rook als chocolade, maar drie keer zoveel kostte. Er stond dan ook een plaatje van een spottend lachende rat op de verpakking.
In werkelijkheid kunnen ratten niet lachen, maar wel brengen ze op gezette tijden een ontroerend tsjilpgeluid voort, mits goed gehumeurd.
Dat laatste was nu juist het probleem. De rat Kiki heeft inderdaad het prettige karakter zoals dat in de bijgaande partituur werd beschreven, al pist hij bij het genoeglijk schouderzitten vaak warm en overvloedig in je nek. Zijn broertje Koekie daarentegen bleek al gauw een contactgestoord, misantropisch stuk chagrijn. Hij weigerde gebruik te maken van de prijzige speeltjes, hing mokkend in een hoek van de kooi en beet in kinderhandjes die hem lekkers aanreikten. Mijn jongste zoontje loste dit pragmatisch op, door de rattenchocolade gewoon zelf op te eten en het deurtje van de kooi te openen, waarna Koekie wegvluchtte en achter een radiator tobberig aan het ritselen sloeg. We konden hem niet meer vangen, want hij schoot telkens weg als je hem benaderde. Ook Kiki bleef al gauw hele dagen door het huis banjeren, maar dat had wel iets gezelligs: je kwam hem vaak tegen op de trap of op de badrand, waar hij zichtbaar schik in het leven zat te hebben, en hij liet zich althans ‘s avonds zoet naar zijn kooi brengen.
Het begon wel een beetje te stinken in huis. Ook was het ‘s nachts nogal onrustig, want dan kwam die eenzame zonderling uit zijn geheime schuilplaats om rond te scharrelen, met veel gestommel en omvallend glaswerk. Eens werd ik om drie uur wakker van koude pootjes op mijn wang en een onaangenaam trekkend gevoel in de oorschelp: het was de lichtschuwe gek, die het Ohropax-bolletje uit mijn gehoorhang probeerde te sleuren.
Een paar dagen later werd onze oppas, die tegen twaalven een dweperige blik in de kinderkamer kwam werpen, geconfronteerd met een kronkelig geschubde staart vanonder het Bob de Bouwer-kussensloopje, en moest telefonisch gereanimeerd worden. De volgende ochtend vonden we de krant geheel versnipperd op de mat, en bij het brood roosteren sloegen in het hele huis de stoppen door: het snoer bleek doorgeknaagd. Favoriete kledingstukken waren onvindbaar, levensmiddelen verdwenen spoorloos en in alle schoenen zaten keutels.
Nee, met die ratten dreigt het niet goed af te lopen. De aanschaf, waarover ik al eerder berichtte, verliep op zich vlot, daar niet van....
Ratten mogen geen chocolade hebben, vermaande het winkelmeisje, en verkocht mij daarom kleurige zakjes met iets dat er exact uitzag en rook als chocolade, maar drie keer zoveel kostte. Er stond dan ook een plaatje van een spottend lachende rat op de verpakking.
In werkelijkheid kunnen ratten niet lachen, maar wel brengen ze op gezette tijden een ontroerend tsjilpgeluid voort, mits goed gehumeurd.
Dat laatste was nu juist het probleem. De rat Kiki heeft inderdaad het prettige karakter zoals dat in de bijgaande partituur werd beschreven, al pist hij bij het genoeglijk schouderzitten vaak warm en overvloedig in je nek. Zijn broertje Koekie daarentegen bleek al gauw een contactgestoord, misantropisch stuk chagrijn. Hij weigerde gebruik te maken van de prijzige speeltjes, hing mokkend in een hoek van de kooi en beet in kinderhandjes die hem lekkers aanreikten. Mijn jongste zoontje loste dit pragmatisch op, door de rattenchocolade gewoon zelf op te eten en het deurtje van de kooi te openen, waarna Koekie wegvluchtte en achter een radiator tobberig aan het ritselen sloeg. We konden hem niet meer vangen, want hij schoot telkens weg als je hem benaderde. Ook Kiki bleef al gauw hele dagen door het huis banjeren, maar dat had wel iets gezelligs: je kwam hem vaak tegen op de trap of op de badrand, waar hij zichtbaar schik in het leven zat te hebben, en hij liet zich althans ‘s avonds zoet naar zijn kooi brengen.
Het begon wel een beetje te stinken in huis. Ook was het ‘s nachts nogal onrustig, want dan kwam die eenzame zonderling uit zijn geheime schuilplaats om rond te scharrelen, met veel gestommel en omvallend glaswerk. Eens werd ik om drie uur wakker van koude pootjes op mijn wang en een onaangenaam trekkend gevoel in de oorschelp: het was de lichtschuwe gek, die het Ohropax-bolletje uit mijn gehoorhang probeerde te sleuren.
Een paar dagen later werd onze oppas, die tegen twaalven een dweperige blik in de kinderkamer kwam werpen, geconfronteerd met een kronkelig geschubde staart vanonder het Bob de Bouwer-kussensloopje, en moest telefonisch gereanimeerd worden. De volgende ochtend vonden we de krant geheel versnipperd op de mat, en bij het brood roosteren sloegen in het hele huis de stoppen door: het snoer bleek doorgeknaagd. Favoriete kledingstukken waren onvindbaar, levensmiddelen verdwenen spoorloos en in alle schoenen zaten keutels.
De Artis-lucht in huis werd steeds heviger, vooral in de keuken, maar er was niks te vinden dat de doordringende stank kon verklaren. Tot ik op een bijzonder hete dag in een vlaag van dadendrang de plint onder de keukenkastjes wegbrak. Daar zat hij, de baarlijke duivel, in zijn zelfgebouwd inferno. ls Marlon Brando in Apocalypse now hing hij met zijn vadsig achterdeel op een zitzak van beschimmelde leverworst en snoepte gulzig van een rotte kers. Om hem heen een krioelend mijnenveld van met maden en vliegen overdekte eieren, kaaskorsten, uitgeholde halve stokbroden, verdorde repen spek, alles rijk gestoffeerd met bergen keutels en flarden van kinderkleertjes. Terwijl ik kokhalzend een emmer met sop vulde, zocht de hufter een goed heenkomen. Dat is nu twee weken geleden.We maakten zijn sinister verblijf schoon en timmerden het zorgvuldig dicht. Na een paar dagen rook het weer fris in huis. Maar de eerste vlagen rottingsgeur beginnen alweer op te stijgen. Ergens in het grote pand bouwt hij een nieuw paleis van vuilnis. Maar waar? Zo’n rat kan een jaar of drie oud worden. Dus hebben we nog tweeëndriekwart jaar te gaan.
*********************************************************************************
Rat van fortuin
Sylvia Witteman - 12/06/2012
Mijn kinderen hebben twee tamme ratten. Van mij had dat niet gehoeven, maar als alles wat van mij niet had gehoeven daadwerkelijk achterwege bleef, dan kon het noodlot wel inpakken. Het zijn trouwens ontroerende diertjes, met piepkleine mensenhandjes, die bewegen als in een te snel afgedraaide tekenfilm.
Tot dusver niks aan de hand, maar zaterdagochtend vroeg kwam mijn dochter jammerend met een van de ratjes aanlopen. Hij vertoonde aan de buikzijde een Grote Enge Bobbel. Het noodlot, dus. Het was weekend dus de meeste dierendokters waren juist van ganser harte bezig even géén dierendokter te zijn, maar ik vond er toch een bereid.
Fietsen door zwiepende regenvlagen met een huilend kind en een zieke rat in een boodschappentas; het is weer eens wat anders.
De dokter bleek een aardig meisje dat er uitzag als 13, maar wel degelijk de rat kordaat beetgreep en een stethoscoop op zijn borstje zette. Ik mocht ook even luisteren. Het ging razendsnel van doefdedoefdedoefdedoef, maar dat hóórde zo, zei het doktermeisje. Afgezien daarvan tastte ze vooralsnog in het duister. Voor kanker was hij nog erg jong, vond de dokter, maar ja, kanker trekt zich daar niet altijd iets van aan. 'Ik kán hem opereren...', zei ze, en keek me schattend aan. '....maar ik moet zeggen dat zoiets nog behoorlijk op kan lopen.'
Juist. Nu zou u natuurlijk zeggen: 'Nee, dokter. Ik ga niet betalen voor de operatie van een rat. Er zijn mensen die creperen van de honger.' Maar u heeft de ogen van mijn dochter niet gezien. 'Geld speelt geen rol', sprak ik dus gelaten.
Thuis begon het grote wachten. Ik voelde me net als twintig jaar geleden, toen mijn vader aan kanker werd geopereerd. Dat kun je natuurlijk niet helemaal vergelijken met een rat, want mijn vader heeft bijvoorbeeld lang niet zulke schattige handjes. Maar tóch.
Na ongeveer een miljoen uur ging de telefoon. De dierenarts klonk blij. 'Het is gelukt', zei ze. 'Kom maar.' Onderweg kon ik de aanschaf van een fruitmand nog nét onderdrukken. ' Kijk!', zei de dokter, en toonde een grauwe kwab ter grootte van een forse golfbal. 'Het was een heel gepriegel, maar ik heb de hele tumor eruit', sprak ze trots. Ze liet foto's zien van de operatie. Rat met zuurstofkapje. Rat aan de hartbewaking. Een heel klein, driftig ratten-electrocardiogrammetje. En ja hoor, daar was de rat zelf, in een mandje. Levend en wel, uitstekend gehumeurd zelfs, voor iemand die net twee uur onder narcose is geweest. Met opgetogen trillende snor zat hij een nietig bordje pap te eten.
U had de ogen van mijn dochter moeten zien. Nee, echt, u had ze moeten zien.
350 euro. Drie-hon-derd-vijf-tig euro. Géén geld.
Sylvia Witteman - 12/06/2012
Mijn kinderen hebben twee tamme ratten. Van mij had dat niet gehoeven, maar als alles wat van mij niet had gehoeven daadwerkelijk achterwege bleef, dan kon het noodlot wel inpakken. Het zijn trouwens ontroerende diertjes, met piepkleine mensenhandjes, die bewegen als in een te snel afgedraaide tekenfilm.
Tot dusver niks aan de hand, maar zaterdagochtend vroeg kwam mijn dochter jammerend met een van de ratjes aanlopen. Hij vertoonde aan de buikzijde een Grote Enge Bobbel. Het noodlot, dus. Het was weekend dus de meeste dierendokters waren juist van ganser harte bezig even géén dierendokter te zijn, maar ik vond er toch een bereid.
Fietsen door zwiepende regenvlagen met een huilend kind en een zieke rat in een boodschappentas; het is weer eens wat anders.
De dokter bleek een aardig meisje dat er uitzag als 13, maar wel degelijk de rat kordaat beetgreep en een stethoscoop op zijn borstje zette. Ik mocht ook even luisteren. Het ging razendsnel van doefdedoefdedoefdedoef, maar dat hóórde zo, zei het doktermeisje. Afgezien daarvan tastte ze vooralsnog in het duister. Voor kanker was hij nog erg jong, vond de dokter, maar ja, kanker trekt zich daar niet altijd iets van aan. 'Ik kán hem opereren...', zei ze, en keek me schattend aan. '....maar ik moet zeggen dat zoiets nog behoorlijk op kan lopen.'
Juist. Nu zou u natuurlijk zeggen: 'Nee, dokter. Ik ga niet betalen voor de operatie van een rat. Er zijn mensen die creperen van de honger.' Maar u heeft de ogen van mijn dochter niet gezien. 'Geld speelt geen rol', sprak ik dus gelaten.
Thuis begon het grote wachten. Ik voelde me net als twintig jaar geleden, toen mijn vader aan kanker werd geopereerd. Dat kun je natuurlijk niet helemaal vergelijken met een rat, want mijn vader heeft bijvoorbeeld lang niet zulke schattige handjes. Maar tóch.
Na ongeveer een miljoen uur ging de telefoon. De dierenarts klonk blij. 'Het is gelukt', zei ze. 'Kom maar.' Onderweg kon ik de aanschaf van een fruitmand nog nét onderdrukken. ' Kijk!', zei de dokter, en toonde een grauwe kwab ter grootte van een forse golfbal. 'Het was een heel gepriegel, maar ik heb de hele tumor eruit', sprak ze trots. Ze liet foto's zien van de operatie. Rat met zuurstofkapje. Rat aan de hartbewaking. Een heel klein, driftig ratten-electrocardiogrammetje. En ja hoor, daar was de rat zelf, in een mandje. Levend en wel, uitstekend gehumeurd zelfs, voor iemand die net twee uur onder narcose is geweest. Met opgetogen trillende snor zat hij een nietig bordje pap te eten.
U had de ogen van mijn dochter moeten zien. Nee, echt, u had ze moeten zien.
350 euro. Drie-hon-derd-vijf-tig euro. Géén geld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten